Twitterberichten

#wijgaandoor: juni 2016 fietst er opnieuw een Buitenboys Mathijs Douwe Team de Alp d'Huez op om geld in te zamelen voor kankerbestrijding

donderdag 17 juni 2010

Kerk

#Ad6 “Het is net een kerk”, zei ik tegen L. toen ik vorig jaar november terug kwam van de eerste voorbereidingsbijeenkomst van Alpe d'HuZes 2010. Die middag was wel 'een ervaring'. Een bomvolle aula van een school in Amersfoort, allemaal mensen met een verhaal, iedereen zeer gemotiveerd om maar één doel te bereiken: veel geld binnenhalen voor KWF. En op het podium twee 'voorgangers' die écht een inspirerend verhaal kunnen houden. Ik vond het – ik geef het toe – die eerste keer wel een beetje overdreven allemaal, een beetje klef. Maar realiseerde mij gelijktijdig dat veel kerken in Nederland hier nog wat van zouden kunnen leren.

Een half jaar later droom ik van Alpe d'HuZes, praat tegen iedereen tot vervelens toe over de ervaring op die Alp, volg het Twitterforum over Alpe d'HuZes (#Ad6), en geniet als er tijdens het fietsen in mijn Ad6-outfit opeens een scooterrijder naast mij komt rijden en mij vraagt: “vond jij het ook zo fantastisch op de Alp?” De man glundert van oor-tot-oor. Na wat Alp-ervaringen uitgewisseld te hebben rijdt hij tevreden en blij weer verder. Net als ik...

In de week dat wij in Frankrijk waren stond er in Trouw een hele serie over Alpe d'HuZes. Hieronder één van de artikelen die is verschenen.

Ja, Alpe d'HuZes is een kerk. En ik geef het toe, ik ben inmiddels toegetreden. Oké, voor één keer dan maar: Halleluja!


Zingeving en compassie op de Alpe d'Huez TROUW 29 mei 2010

Hoewel de kerken leeglopen, leeft religie. Drieduizend kankerpatiënten, hun familieleden, nabestaanden en andere wielrenners delen op de Alpe d’Huez hun lijden en rituelen op bijna religieuze wijze. Deel één van een korte serie over idealisten die voor het goede doel de beroemdste Franse berg opfietsen.
Drieduizend wielrenners zullen op donderdag 3 juni 2010 tegen een uur of vijf ’s ochtends aan de voet van de Alpe d’Huez staan. Allen hopen zij tijdens wielerevenement Alpe d’Huzes één, twee, drie of zes keer de ’Hollandse berg’ te beklimmen, om zo geld op te halen voor het goede doel: kankerbestrijding.
De eerste editie vond plaats in 2006. „Het was een uit de hand gelopen grap”, zegt Bart Veilbrief, die vanaf het eerste jaar betrokken is bij het evenement en de externe communicatie voor de stichting doet. „In 2005 zeiden twee vrienden, Coen van Veenendaal en Benjo Agterhorst, dat ze een slap fietsseizoen achter de rug hadden. Dat moest volgend jaar beter. Waarom niet zes keer de Alpe d’Huez opfietsen? Een absurde gedachte, maar op 06-06-06 stonden er om zes minuten over zes 66 renners klaar om zes keer de Hollandse berg op te fietsen.”
Tijdens de voorbereiding werd besloten een goed doel aan het evenement te verbinden: kankerbestrijding. Maar ze stuitten op veel scepsis, ook in de wielerwereld. Zelfs een gelouterde prof als Hennie Kuiper vond het waanzin om met 66 man zes keer op een dag die berg op te fietsen. „Als de helft het haalt, zeiden wielrenners tegen ons, mag je je gelukkig prijzen.”
Veilbrief: „Die scepsis was begrijpelijk. Ik herinner me een training in de Ardennen waar sommige renners al moeite hadden met een klimmetje van 300 meter. Wilden zij zes keer 13 kilometer klimmen; 6600 hoogtemeters maken?”
Op 6 juni 2006 was het prachtig weer. „Die dag ontstond er tussen de renners, de verzorgers, de supporters en de sponsoren een grote verbondenheid, die ik niet kende van andere sportevenementen. Zelfs de minder getrainde fietsers bleken bijna allemaal in staat op een dag zes keer de Alpe d’Huez op te rijden. Duidelijk was: mensen kunnen veel meer dan ze denken. Het feit dat je samen voor één doel naar boven rijdt, zorgt ervoor dat je elkaar ondersteunt en helpt.”
De dag erna reden ze met de auto naar huis. „We hadden bijna 400.000 euro bij elkaar gefietst. Dat is veel geld voor 66 man. Wat we hadden meegemaakt, konden we nauwelijks bevatten. Ook thuis kon ik dat mijn gezin moeilijk uitleggen. Dat hoorde ik van meer deelnemers; aan mensen die niet aan de beklimming hebben deelgenomen is het lastig duidelijk te maken wat wij hebben beleefd.”
Als Veilbrief toch een poging waagt, gebruikt hij termen die te maken hebben met zingeving. „Verbinding is zo’n term. Die gevoelsmatige verbinding met anderen komt vooral op de dag zelf tot stand, als je twaalf uur lang zo’n berg op fietst, of twaalf uur lang fietsers staat aan te moedigen, of als vrijwilliger de hele dat renners helpt.”
Die verbinding probeert de organisatie ook te bereiken op deelnemersbijeenkomsten, die ze door het jaar organiseert. Op zo’n bijeenkomst, vaak in november en in maart, gaat er een microfoon rond. Deelnemers vertellen dan hun verhaal, waarom ze mee doen, wat er gebeurd is, of ze zelf ziek zijn of dat ze rijden voor iemand die nog aan vechten is of die er niet meer is.
„Nog steeds moeten veel mensen een drempel over om over kanker te praten”, zegt Veilbrief. „Op zo’n bijeenkomst nemen velen die drempel. Die stap zorgt voor binding met mederijders, verzorgers, supporters. Bas Mulder, een talentvol mountainbiker die in 2007 getroffen werd door de kankervorm non-Hodgkin, zei ooit: ’Alpe d’HuZes is mijn sportieve praatgroep’.”
„Wie zich verbindt met anderen, vormt een gemeenschap. Vorig jaar bestempelde iemand ons tot de grootste familie van Nederland. In het tweede jaar verdubbelde het aantal deelnemers. Er namen nu ook teams deel waarvan de leden samen probeerden zes keer omhoog te rijden. We haalden een miljoen euro binnen. Zo werden we na een jaar de grootste particuliere inzamelingsactie van KWF Kankerbestrijding.”
Stichting Alpe d’HuZes bleef groeien – vorig jaar was de opbrengst bijna 6 miljoen. En dit jaar verschijnen er dus zo’n 3000 renners aan de start. Organisatorisch betekent zo’n enorme groei veel. „We begonnen in 2006 met een paar tafeltjes op een camping. Nu zijn er niet alleen complete medische teams, maar ook veiligheidsteams. Een paar jaar is zelfs het leger meegegaan om de logistiek goed te laten verlopen.”
De stichting maakt graag gebruik van social media: deelnemers houden een weblog bij waarop ze over hun ervaringen schrijven. Ze publiceren foto’s op actiepagina’s, twitteren veel met elkaar. „Wij merken dat patiënten en nabestaanden daar weer steun aan ontlenen. En ook andere lezers raken betrokken: ’Hé, wacht eens, die Roel heeft echt een gaaf verhaal. Daar wil ik wel geld voor geven.’ Social media geeft jouw verhaal extra betekenis.”
„De laatste jaren is de club zo groot geworden dat je onmogelijk alle deelnemers kunt kennen. Maar vaak blijken ze toch wel op een of andere manier nog in contact te staan met een van de 66 oprichters. Een van de deelnemers verwoordde het zo: uit de wortels is een stam gegroeid waar steeds meer takken aan komen. Dat is de boom van Alpe d’HuZes. Ik kan me goed voorstellen dat er mensen zijn, die zeggen: dit is me te sektarisch. Maar treft elke gemeenschap dat verwijt niet op een dag?”
Veilbrief noemde een aantal keer het woord ’doel’. Logisch, want wie sport, heeft als doel de finish. „Dat is natuurlijk ook hier het eerste doel van onze deelnemers: het sportieve doel. De een stelt zich ten doel zes keer omhoog te rijden. De ander één keer. Maar voor allen geldt: opgeven is geen optie. Zij rijden ook allemaal voor het goede doel, en het grote ultieme doel is kanker uit de wereld te helpen. Maar wij richten ons nu niet op het harde onderzoek naar kanker; wij merken dat we op andere gebieden meer kunnen betekenen. Onze missie is: anderen faciliteren en inspireren om goed, gelukkig en gezond te leven met kanker.”
Alpe d’HuZes heeft verschillende pijlers: renners, vrijwilligers, supporters en sponsoren, maar ook medici en wetenschappers. De club probeert die laatste twee groepen eveneens aan te zetten tot een andere manier van denken. „Zelfs in de medische wetenschap moet je zeggen: niets is onmogelijk. Als je goed je best doet, ben je tot meer in staat dan je dacht. Een van onze eerste doelen was om in Nederland een revalidatieprogramma op poten te zetten voor alle kankerpatiënten. De medische en academische wereld achtte dat onmogelijk. Het programma komt er nu. En het komt als het aan ons ligt nog in het basispakket ook. In april heeft de Vrije Universiteit in Amsterdam een bijzonder hoogleraar benoemd die zich namens de Stichting Alpe d’HuZes bezighoudt met de psychische kanten van het leven met kanker. Spraken we een paar jaar geleden over zo’n mogelijke leerstoel, dan luidde het antwoord: ’Hoe halen jullie het in je hoofd?’”
„Nu richten we onze pijlen op een snelle diagnose. Het is belachelijk dat patiënten soms drie weken in onzekerheid zitten. Dat is psychisch belastend, en zo gaat vaak ook kostbare tijd verloren. Technisch kan zo’n diagnose veel sneller worden uitgevoerd. Dat het zo lang duurt, is een organisatiekwestie. Organisaties kun je veranderen. En we zijn onder onze internationale noemer ’Inspire2Live’ bezig om volgend jaar een congres te organiseren waar alle vooraanstaande kankeronderzoekers bij elkaar komen. Daar hopen we een routekaart uit te stippelen, waarop we kunnen aangeven hoe wetenschappers kanker van een dodelijke ziekte in een chronische ziekte denken te kunnen veranderen. Want dat blijft het hoofddoel.”
Samen voor zo’n doel rijden verbindt de deelnemers, versterkt het gemeenschapsgevoel. Deelnemers zeggen vaak: ’Wij zoeken elkaar op, maar we hebben elkaar ook gevonden.’ Die gemeenschap is absoluut niet hiërarchisch georganiseerd – in die zin is Stichting Alpe d’HuZes eerder calvinistisch dan katholiek. Groot verschil met die oude religieuze gemeenschappen is dat men geen Bijbel kent.
Veilbrief: „Toch zijn er wel teksten die ons inspireren. Onmiddellijk schiet me nu ’Door de pijngrens’ van Lance Armstrong te binnen, waarin de wielrenner zijn gevecht met kanker beschrijft. Het eerste jaar heeft Armstrong ook onze shirtjes gesigneerd. Hij gaat er in dat boek van uit dat hij dankzij een onbuigzame wil zijn kanker heeft overwonnen. Ik heb inmiddels genoeg patiënten gekend om te weten dat een sterke wil alleen niet genoeg is. Maar wij geloven wel dat het zin heeft om jezelf in te spannen voor de behandelingen en hoe dan ook het beste te maken van je leven, ook al ben je ziek.”
„Ik denk dat de verhalen die voormalige patiënten en deelnemers aan de tocht zelf geschreven hebben, ons ook inspireren. Bijvoorbeeld ’37 nietjes’, waarin Thomas Zijlma vertelt over zijn ziekte en genezingsproces. En de ambassadeur van de Stichting Alpe d’HuZes, Peter Kapitein, schrijft columns die door veel deelnemers gelezen worden en maatgevend zijn voor zijn levensopvatting. Wij proberen op te pikken wat er leeft onder de deelnemers.”
„Tijdens de eerste editie dook het woord ’bagagedrager’ op, dat een van de rijders bedacht had. Je fietst niet alleen voor jezelf, er zit ook iemand bij je op de bagagedrager. Die is alleen geen ballast, maar geeft juist kracht. Voor de mensen op de bagagedrager wil je fietsen, een overleden broer, zus, een ziek kind, een zieke man, vrouw. Als zo’n begrip een ervaring verwoordt die bij meerdere deelnemers leeft, gaan we daarmee aan het werk.”
Alpe d’HuZes is bijna het ultieme calvinisme. In de zeventiende eeuw ontstonden er in het calvinistische Nederland voorzieningen om minder bedeelden te helpen: weeshuizen of huizen voor ouden van dagen. De bestuurders van deze instellingen verrichtten hun werk om niet. Een deel van hun geloof was het verrichten van goed werk. Er is sindsdien veel veranderd, maar iedereen die deelneemt aan de organisatie van Alpe d’Huzes, doet dat zonder enige vorm van eigenbelang. Veilbrief: „Als ik een shirtje wil van de komende editie moet ik dat zelf betalen. Niemand mag beter worden van de strijd tegen kanker. Meewerken is een vorm van naastenliefde.”
„Wij hanteren een strikt anti-strijkstokbeleid. Daardoor zijn alle giften zuiver – als donateur weet je dat er van jouw geld geen cent opgaat aan de organisatie.”
„Er is van calvinisten vaak gezegd dat ze het zichzelf zo zwaar maken. Matig leven, goede werken verrichten, zichzelf niet sparen. Ook daarin zie ik overeenkomsten. Wie zes keer die alp op wil fietsen, doet er goed aan te trainen en op zijn postuur te letten. Wij sparen ons niet als we naar boven rijden, al beseffen we terdege dat ons zogenaamde lijden een peuleschil is vergeleken bij de ellende die de meeste patiënten moeten ondergaan. Al fietsend peppen we ons met die gedachte op. En het grappige is dat we van patiënten horen dat zij zich oppeppen met de gedachte dat er renners zich voor hen aan het afbeulen zijn.”
„Het meest frustrerende aan kanker is de onmacht. Van patiënten en familieleden hoor je altijd dat ze worstelen met het gevoel van onrechtvaardigheid. Waarom ik, waarom nu? Niemand is in staat om op die vragen antwoord te geven. En zonder antwoorden is er weinig troost. Maar door een paar keer die alp op te fietsen, krijgen veel familieleden en patiënten het gevoel íets te kunnen doen. ’Ik kan niets doen waardoor die kankercellen in het hoofd van mijn broer minder hard groeien, maar ik kan wel een berg opfietsen.’ Dat idee troost.”
Die troost vinden deelnemers ook in de dagen voorafgaand aan de tocht. De meeste renners komen ongeveer een week eerder naar de Alpen. „Tijdens die dagen organiseren we bijeenkomsten waarin we verhalen uitwisselen, horen hoe het met andere patiënten vergaat, wie het goed maakt, bij wie de ziekte weer is opgedoken. Ze spreken ook over wie er niet meer is. Omdat we op de site in memoriams plaatsen, zijn deelnemers er meestal van op de hoogte als iemand overleden is.”
„Elkaar oppeppen, elkaar steunen, elkaar troosten – op de dag zelf zie je dat constant. Wie een aantal keer zo’n berg opfietst, vergt zoveel van zijn lichaam dat de uitputting vaak nabij is. In zo’n situatie pel je lagen van zelfbescherming af, en kom je bij de kern van je emoties. Na afloop van zo’n beproeving, waarvoor ze maanden getraind hebben, zie je mensen elkaar lachend en huilend tegelijk in de armen vallen.”
„We hebben ook gehoord dat renners tijdens de tocht echt een rouwproces doormaken. Ex-patiënten, die soms tien jaar na hun genezing, zes keer omhoog fietsten, zeiden na afloop: ’Nu zet ik er een punt achter.’
Veilbrief denkt dat die laatste, voor deelnemers vaak verrassende ervaring, vooral te danken is aan het rituele karakter van de tocht. „De berg zelf is natuurlijk al een metafoor. In de Oudheid trokken wijzen of religieuzen zich vaak terug op een berg, in de hoop daarna gelouterd weer af te dalen.”
Alpe d’HuZes is omgeven met rituelen. Allereerst het fietsen zelf, het ritueel waarmee het geld wordt opgehaald. „We fietsen elk jaar, we gaan niet ineens een jaar wandelen. Fietsen is trouwens een zeer rituele sport. Kijk naar alle rituelen rondom een Ronde van Vlaanderen. Voorafgaand aan zo’n ultieme beklimming als de Alpe d’Huez praten de renners allemaal over het verzet waarop ze omhoog rijden, de trainingsuren, de trainingen, het ideale gewicht, welke pedalen er gebruikt worden. Maar ook de supportersgroepen horen bij het ritueel, de deelnemersbijeenkomsten, de koersweek voorafgaand aan de tocht. Maar ik denk dat je het zoeken naar sponsoren ook een ritueel kunt noemen. Het is niet makkelijk elk jaar mensen om geld te vragen. In zekere zin moet je telkens iets overwinnen, en met de billen bloot.”
„Wie dat doet, maakt een ervaring mee waarvan ik denk dat eigenlijk iedereen daar in het leven naar op zoek is. Aan de ene kant is het volkomen zinloos om zes keer een berg op en af te rijden. Aan de andere kant is dit een van de meest zinnige sportevenementen die je kunt ondernemen.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten